19-01-2010

Beleggen in een nieuwe economische wereld, deel 2

Wat is er allemaal gebeurd ?
Sinds de economische crisis wordt anders gekeken naar de verschillende onderdelen van onze op het kapitalisme gestoelde economie. Zo heeft de niet eerder voorgekomen gelijktijdige daling van alle ‘gewone’ beleggingssoorten, zoals aandelen en obligaties, grote gevolgen voor het denken over beleggen. Voor de mensen die weinig met beleggen op hebben bood de hoge spaarrente in het afgelopen jaar nog een goed alternatief, maar nu de rente in het laatste halfjaar spectaculair is gedaald, zullen steeds meer mensen (moeten) gaan nadenken over hoe ze hun financiële doelen willen bereiken. En daarbij zal een vorm van beleggen voor de meeste mensen noodzakelijk blijken. In onze rubriek gaan wij in 3 of 4 afleveringen over ‘beleggen in een nieuwe economische wereld’ in op belangrijke ontwikkelingen en kenmerken en proberen we antwoord te geven op de vraag hoe om kan gaan met de zich steeds maar wijzigende omstandigheden en het wisselende nieuws. In november verscheen het eerste deel, waarin we ingingen op het gedrag en het (on)geluk van de gemiddelde particuliere belegger. Vandaag staan we stil bij de discussies over en onderzoeken naar beleggingsverzekeringen die het beeld over beleggen in Nederland de afgelopen jaren mede hebben bepaald en belangrijke aanpassingen tot gevolg hebben gehad die ook in de toekomst belangrijk zijn.

Keuzevrijheid
Verzekeringen die beleggen en verzekeren combineren bestaan al tientallen jaren. De twee belangrijkste soorten zijn zogeheten gemengde verzekeringen, bestaande uit winstdelende levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen. Bij de eerste soort is de opgebouwde waarde in de polis deels afhankelijk van de winst van de verzekeringsmaatschappij. Aanvankelijk boden beleggingsverzekeringen alleen de mogelijkheid van beleggen via een collectief fonds van de verzekeraar. In de jaren negentig begonnen verzekeraars met het aanbieden van beleggingsverzekeringen, waarbij de consument een zelf gekozen combinatie van beleggingen en verzekeringen kon aanschaffen. Deze ‘universal life’ verzekeringen waren flexibeler om bijvoorbeeld het inkomen te verzekeren en vermogen op te bouwen. Een beleggingsverzekering combineert deze mogelijkheden door verschillende productonderdelen aan elkaar te koppelen. Hiermee staat een zogeheten ‘çomplex’ product. De werking van dergelijke producten is ingewikkeld, want de productonderdelen zijn onderling afhankelijk.

Nieuwe risicovolle producten
Zowel door fiscale voordelen als dalende marktrentes, werden beleggingsverzekeringen veel verkocht. Ook de hausse in de aandelenmarkten van de negentiger wakkerde de belangstelling van de consument aan. Beleggen werd populair. Naast het feit dat steeds meer mensen belegden, nam ook de risicobereidheid toe. Zo werden voor beleggen met geleend geld standaard producten als aandelenlease producten ontwikkeld. Tot het hoogtepunt van de beurs in maart 2001 bleef dit goed gaan. De beurs corrigeerde echter met dalingen tot 70% met een dieptepunt in maart 2003. De verkoop van de beleggingsproducten ging echter door en zou pas in 2008 sterk dalen.

Onderzoek AFM
Na signalen uit de markt dat er iets mis zou zijn met de kosten en risico’s van de hierboven genoemde beleggingsverzekeringen startte de toezichthouder van de financiële markten in Nederland, de AFM, in 2005 een onderzoek. De bevindingen vanuit dit onderzoek leidde in 2006 tot de Commissie Transparantie Beleggingsverzekeringen, beter bekend als commissie De ruiter. Deze commissie is eind 2006 met aanbevelingen gekomen voor het verder verbeteren van de transparantie rond beleggingsverzekeringen, zoals een beter inzicht in de verschillende productonderdelen en- met name- de verschillende kostensoorten. Eén van de belangrijkste aanbevelingen van de commissie was de introductie van standaardmodellen met uitleg over en inzicht in de administratie- en beleggingskosten, verzekeringspremies en de risico’s.

Rapport Financiële Ombudsman
Naar aanleiding van de onderzoeken van de AFM en de commissie De Ruiter kwam ook de politiek in beweging. Dit leidde er uiteindelijk toe dat ook de Financiële Ombudsman werd gevraagd ernaar te kijken. Hij gaf in zijn eindrapport aan dat de hoogte van de verzekeringspremies, maar met name de structuur van de producten en de kosten onduidelijk waren geweest in het verleden. Hij adviseerde daarom de kosten te maximeren tot 3,5% per jaar voor de lopende polissen, vanwege de gedeelde verantwoordelijkheid tussen aanbieder en de consumenten die dergelijke producten hebben gekocht. Voor nieuwe beleggingsverzekeringen mogen de kosten maximaal 2,5% per jaar bedragen over de gemiddelde waarde (dus niet over de premies) van deze verzekeringen. Hierbij is ook gesteld dat de verzekeringspremie van de overlijdensrisicoverzekering die veelal in dergelijke polissen is opgenomen, geen onderdeel uitmaakt van deze kosten. De premie is immers uitsluitend bedoeld ter dekking van het risico bij overlijden. Inmiddels hebben de meeste aanbieders de aanbevelingen van de ombudsman overgenomen. Zij zullen hun klanten compenseren voor het teveel aan kosten dat in rekening is gebracht. Die compensatie wordt echter pas aan het einde van de polis of na voortijdige afwikkeling, zogeheten afkoop, uitbetaald.

Nemassdeboer maakt gebruik van functionele, analytische en tracking cookies. Instellingen