16-06-2010

Nieuwe beleidsstandpunten bij aftrek hypotheekrente van eigen woning

Het Ministerie van Financiën heeft een nieuw besluit uitgebracht over de aftrek van hypotheekrente van de eigen woning (eigenwoningrente). Het besluit vervangt twee eerdere besluiten uit 2003 en 2009. Het besluit bevat diverse nieuwe standpunten. In dit bericht gaan we in op enkele van die standpunten.

Vrije keuze bij aflossing of toerekening eigenwoningschuld als deel van woning naar box 3 verhuist
Een gemengde lening is een lening die voor verschillende doeleinden tegelijk is afgesloten: voor de eigen woning maar ook voor consumptieve bestedingen. Het leningdeel voor de eigen woning hoort in box 1 en het leningdeel voor de consumptieve bestedingen hoort in box 3. Uitgangspunt is dat een aflossing op de gemengde lening evenredig wordt toegerekend aan beide leningdelen. Een lening wordt ook een gemengde lening als een deel van de woning niet langer als eigen woning wordt aangemerkt, bijvoorbeeld door verhuur van de eigen woning. Ook dan moet de eigenwoningschuld evenredig worden verminderd met het deel dat naar box 3 gaat.

Het besluit bevat op dit punt een goedkeuring. Bij een aflossing op een gemengde lening kan men zelf kiezen aan welk deel van de lening men de aflossing toerekent: het eigenwoningdeel of het consumptieve deel. Bij overgang van een deel van de eigen woning naar box 3 is de resterende eigenwoningschuld maximaal het deel van de oorspronkelijke koopprijs (en niet van de eigenwoningschuld) dat kan worden toegerekend aan het box 1-gedeelte. De keuze voor toerekening bij aflossing van de gemengde lening of bij overgang van een deel van de eigen woning naar box 3, moet men maken in de aangifte inkomstenbelasting over het desbetreffende jaar.

Herfinanciering van de eigen woning
Bij herfinanciering is de nieuwe lening alleen ook een eigenwoningschuld als de oorspronkelijke lening wordt afgelost uit de nieuwe lening. Bij het vervangen van de lening is dat vanzelfsprekend. Bij het omzetten in een nieuwe lening (bij een andere financier) is dus alleen sprake van herfinancieren als de oude lening direct wordt afgelost met de nieuwe lening. In dat geval is het oorzakelijke verband met de oorspronkelijke kosten van verwerving, onderhoud of verbetering van de eigen woning blijven bestaan.

Voor een specifieke situatie bevat het besluit een goedkeuring. Dit betreft de afwikkeling van het faillissement van een bank (Van der Hoop bankiers), waarbij de huiseigenaar een eigenwoningschuld en een spaarsaldo heeft en de curator de eigenwoningschuld en het spaarsaldo met elkaar verrekent. Hierdoor is de eigenwoningschuld (deels) afgelost en is over dat deel geen hypotheekrenteaftrek meer mogelijk. De goedkeuring houdt in dat bij een latere herfinanciering (maar uiterlijk op 28 oktober 2011) de lening toch tot maximaal het bedrag van de schuld ten tijde van de toegepaste verrekening kan worden aangemerkt als een eigenwoningschuld. Bij deze goedkeuring gelden nog enige formele voorwaarden.

Herbesteding van een box 3-lening
Bij herbesteding van een lening voor aankoop, onderhoud of verbetering van een eigen woning is niet voldaan aan het ‘oogmerkvereiste’, dat wil zeggen dat de lening moet zijn aangegaan voor de aanschaf, het onderhoud of de verbetering van de eigen woning. Dit kan betekenen dat men soms extra kosten moet maken door een bestaande lening af te lossen en (voor hetzelfde bedrag) een nieuwe lening op te nemen. Dat is niet gewenst als een bestaande eigenwoningschuld wordt aangewend voor aankoop, onderhoud of verbetering van een andere eigen woning. Het besluit bevat daarom een goedkeuring die inhoudt dat een eigenwoningschuld bij directe herbesteding aan verwerving, onderhoud of verbetering van een (andere) eigen woning als zodanig blijft kwalificeren. Het besluit geeft verder aan dat bij overgang van (een recht op) een woning in box 3 naar een eigen woning in box 1 de bijbehorende lening een eigenwoningschuld kan worden.

Alleen eigenwoninglening voor eigenaarslasten onroerende onderdelen
Kosten van onderhoud en verbetering zijn kosten die betrekking hebben op de eigen woning zelf en de aanhorigheden. Een lening voor onroerende onderdelen behoort tot de eigenwoningschuld voor zover deze de financiering van eigenaarslasten betreft. Rente op een lening voor roerende zaken of voor de financiering van huurderslasten, bijvoorbeeld vloerbedekking, parket, behang, inboedel of gordijnen, is niet aftrekbaar. Het besluit bevat een nieuw standpunt over zonnepaneleninstallaties. Ingeval een zonnepaneleninstallatie onroerend van aard is (vanwege duurzame vereniging met de woning omdat het naar aard en inrichting bestemd is om daar duurzaam ter plaatse te blijven) kunnen uitgaven voor een dergelijke installatie worden aangemerkt als eigenaarslasten. In de handel zijn ook ‘los op de daken te leggen’ zonnepaneleninstallaties verkrijgbaar. Deze zijn niet onroerend van aard en uitgaven aan deze installaties kwalificeren daarom niet als eigenaarslasten.

Rentebeperking na 30-jaarsperiode na eerder gebruik vrijstelling kew, sew of bew
De aftrek van eigenwoningrente wordt beperkt als een vrijgestelde uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (kew) is ontvangen. Hetzelfde geldt voor een spaarrekening eigen woning (sew) en een beleggingsrecht eigen woning (bew). Die aftrekbeperking cumuleert niet met de aftrekbeperking van de 30-jaarstermijn. Het besluit bevat hiervoor een voorbeeld ter toelichting.

Stel een eigenwoningschuld bedraagt op 1 januari 2001 € 100.000. De schuld is op 1 juli 2020 verhoogd tot € 250.000 wegens een verbouwing van € 150.000. Voor die verhoging gaat een nieuwe 30-jaarstermijn lopen. Op 1 juli 2025 keert de kew een bedrag uit van € 100.000. De uitkering wordt gebruikt voor aflossing van de eigenwoningschuld. De eigenwoningschuld is dan nog € 150.000. Op 1 januari 2031 loopt de 30-jaarstermijn af voor de schuld van € 100.000 die op 1 januari 2001 bestond. Er is geen cumulatie met de toegepaste vrijstelling van de kapitaalverzekering. De eigenwoningschuld op 1 januari 2031 is € 150.000, tot 1 juli 2050.

In het onderhavige besluit is ook een reeds eerder ingenomen standpunt over de 30-jaarstermijn van renteaftrek bij partners opgenomen. Dit standpunt blijkt uit de beantwoording van Kamervragen van 9 maart 2010 en houdt in dat het aangaan of het beëindigen van een samenwoning of huwelijk of de toedeling van de hypotheekrenteaftrek tussen fiscale partners niet van belang is voor de duur van de hypotheekrenteaftrek van maximaal 30 jaar. Wat wel bepalend is voor de duur van de hypotheekrenteaftrek is of sprake is van een eigenwoningschuld, beoordeeld per persoon. Voor beide partners start de termijn bij aankoop van de woning en het aangaan van de eigenwoningschuld en eindigt 30 jaar later.

Het onderhavige besluit is op 11 juni 2010 in werking getreden en vervangt per dezelfde datum de besluiten uit 2003 en 2009.

Nemassdeboer maakt gebruik van functionele, analytische en tracking cookies. Instellingen